-Charles E. Zesch en Cecil Brown
In de vroege morgen van vrijdag 26 november 1943 stegen niet minder dan 440 zware bommenwerpers op vanuit een Amerikaanse luchtmachtbasis in Oost-Engeland. Doel was de haven van Bremen, waar de Duitse duikboten lagen die veelvuldig geallieerde schepen kelderden in de Atlantische oceaan.
De bommenwerpers werden niet zonder reden ‘Vliegende Forten’ genoemd. Het waren, voor die tijd, mastodonten van vliegtuigen maar met het grote nadeel dat ze minder wendbaar waren. Er waren niet minder dan 10 bemanningsleden aan boord. Naast de twee piloten waren er ook nog een radio-operator, een navigator, een ‘engineer’ en een ‘bombardier’ (iemand die de eigenlijke bombardementen uitvoerde). Verder waren er nog 4 schutters aan boord die de mitrailleurs moesten bedienen. Die mitrailleurs waren de enige verdediging die de vliegende forten hadden tegen de veel snellere en wendbaardere Duitse jachtvliegtuigen.
25 bommenwerpers keerden niet terug van de missie naar Bremen.
Drie vliegende forten, één Engels toestel en 3 Duitse Messerschmitts stortten die dag neer in Friesland.
Eén van de bommenwerpers maakte om 13u een noodlanding in Duurswoude (Friesland) nadat het toestel bij de terugkeer naar de luchtmachtbasis werd geraakt door een Duits jachtvliegtuig.
De twee rechtermotoren waren geraakt waardoor het toestel vrijwel onbestuurbaar was geworden. Eén van de boordschutters was bij de beschieting gewond aan het rechterbeen. De piloot, Les Amundsen, had vanuit de lucht de heide verkozen om een noodlanding te maken. Daarbij had hij het huisje van de familie Duursma niet gezien. Hij schrok dan ook enorm toen het huis plots voor hem opdook. Gelukkig had hij nog genoeg hoogte om er rakelings overheen te scheren. Bij de landing trok het vliegtuig een 300 meter lang en diep spoor door het land om net in de heide tot stilstand te komen.
Voor de inwoners van het nabijgelegen dorp was het een hele bezienswaardigheid. Men had nog nooit van zo dicht bij een bommenwerper gezien. Alle dagen hoorden de mensen ze overvliegen en zagen zij ze als stipjes tussen de wolken.
Nu lag er één in de heide, groter dan een huis.
Nadat ze de machine eerst grondig vernielden en in brand staken, ontkwamen 6 bemanningsleden door te schuilen in de omringende bossen en velden.
De gewonde boordschutter begaf zich hinkend naar het huis van de familie Duursma. Het bovenbeen van de Amerikaan was al afgebonden door één van de andere crewleden. Hij was 20 à 21 jaar oud, droeg een groenachtige vliegoverall en had een lijstje bij met een aantal in het Nederlands gestelde vragen zoals ‘Waar ben ik?’ ‘Help mij!’ ‘Verberg mij!’ ‘Waar is de wachtpost?’. Hij werd later verzorgd door een dokter.
De andere vliegeniers die konden vluchten staken het heideveld over in Zuidelijke richting, op weg naar de Leidyk, een lokale landweg. Zij verborgen zich eerst in 'Rumah Sapi', een lokaal boerderijtje met een Indische naam.
Waarschijnlijk zagen de Duitsers vanuit hun uitkijkpost het vliegtuig neerkomen. Van alle kanten kwamen ze inderhaast naar het gebied. Ze begonnen een klopjacht en konden de piloot Leslie Amundsen en drie andere bemanningsleden snel arresteren. De vier werden naar Duitse krijgsgevangenkampen overgebracht.
Drie dagen na de noodlanding kwamen Duitsers naar de hoeve van de familie Duursma. Men sommeerde de hele familie om naar buiten te komen en op een rij voor het huis te gaan staan.
Terwijl de mitrailleurs op hen waren gericht, begon de ondervraging. Hadden zij de bemanning gezien en waar was die gebleven? Maar de Duursma’s zeiden helemaal niets. De vier familieleden hielden de kaken op elkaar. Gelukkig had dit voor hen geen verdere gevolgen.
Om de twee resterende bemanningsleden, de boordschutters Sergeant Charles E. Zesch en Sergeant Cecil W. Brown te kunnen evacueren werd door het Hollands verzet een verkeersongeval in scène gezet en werden de Amerikanen, onder de neus van de Duitsers, met een ambulance weggevoerd.
Een lichte vorm van paniek bekroop de 23-jarige Charles ‘Chass’ Zesch. Hij was namelijk een migrant van de tweede generatie met Duits-Joodse roots. Hij besefte dat hij meer gevaar liep dan zijn collega Cecil Brown. De kans dat hij bij een eventuele arrestatie onmiddellijk zou worden gefusilleerd was niet denkbeeldig.
......
Vanuit Sevenum in Nederlands Limburg werden Cecil Brown en Charles Zesch terug naar Rotterdam overgebracht omdat de normale vluchtroute in de gaten werd gehouden door de Duitsers. Die rit van 140 km werd afgelegd met de trein.
Op nieuwjaarsdag 1944 kregen de twee onderdak bij een leraar in Helden waarna ze ’s anderendaags werden gescheiden.
Vanuit Helden werd Cecil Brown overgebracht naar Maastricht. Met de hulp van een lokale verzetsgroep stak hij daar de grens over naar België, waarna hij samen met drie andere Amerikanen werd overgebracht naar café ‘Oud Antwerpen’ in Brussel. Van daar ging het naar een ‘safehouse’ waar op dat ogenblik nog vijf andere Amerikanen zaten te wachten op hun overbrenging naar Frankrijk.
In de ochtend van (vermoedelijk) 28 februari werden alle Amerikanen en één Nederlands officier gearresteerd door de Duitsers en via de gevangenis van St-Gillis Brussel overgebracht naar krijgsgevangenkampen in Duitsland.
Het gedetailleerd na-oorlogsrapport van Charles Zesch:
- Pyamahouse van de familie Otten
- Laatste halte in Breda voor de oversteek naar België
- De voorlaatste naam: ‘Aerts farm house’ verwijst naar hoeve De Ploeg: voeding en onderdak vijf dagen, drie personen.
>‘Clemaerts’ verwijst naar August Cannaerts in Heultje.
>Charles 'Chas' Zesch verbleef in Nederland op niet minder dan 15 verschillende schuiladressen alvorens op de De Ploeg in Blauberg terecht te komen!