-26 juni
Op maandag 26 juni 1944, , viel de Duitse Sipo-SD (SicherheitsPolizei-SicherheitsDienst*) in de voormiddag binnen in hoeve De Ploeg. Weerstandster Adèle Peeters werd door de Sipo verplicht om hen tot aan de boerderij te begeleiden. (zie haar verklaring hieronder)
De SiPo was op zoek naar Louis. Maria, zijn vrouw werd in de auto geduwd. Josefa werd naar de schuur gebracht. Ze kregen foto’s van de Amerikanen te zien maar hielden allebei vol dat ze die mannen nog nooit hadden gezien. Laurent was aan het hooien op een weide aan hoeve De Bel, samen met zijn oudere broer Frans. Ook zij werden opgepakt.
De Sipo stuurde Frans al vlug naar huis omdat hij met de hele zaak niets te maken had. Hij woonde op dat ogenblik met zijn vrouw Liesbeth en hun twee kleine kinderen vlakbij het centrum van Blauberg.
Met de armen in de lucht en onder bedreiging van een pistool moest Laurent ondertussen naar De Ploeg stappen. Onderweg sloegen ze hem meermaals op de rug, roepend: “Hier zijn Amerikanen geweest!”
Moeder Roos had haar kinderen echter altijd op het hart gedrukt dat ze niets mochten verraden. Laurent zweeg.
Emiel, toen 12 jaar, moest op bevel van de Duitsers zijn vader gaan roepen die op een veld verderop aan het werken was.
Alle gezinsleden werden samengebracht en ondervraagd, uitgezonderd Laurent die werd meegenomen naar de schuur waar hij werd afgeranseld. Laurent bleef nog altijd koppig ontkennen iets te weten van de Amerikanen en werd uiteindelijk terug naar binnen gestuurd. Toen Emiel met paard en maaier terugkwam van het veld zag hij Laurent zitten aan het raam van de voorkamer. Laurent vertelde hem dat hij veel slaag had gekregen van de Duitsers(*) en dat Emiel zo snel mogelijk moest vluchten.
Vervolgens werd ook Louis van het veld gehaald. Hij ontkende eveneens alle beschuldigingen.
Omdat alle familieleden halsstarrig bleven ontkennen iets te weten van de vliegtuigbemanning, dachten de Duitsers na een tijd dat zij op het verkeerde adres waren terechtgekomen.
Twee à drie uur had de ondervraging geduurd. De Sicherheitspolizei(*) keerde onverrichterzake terug naar Antwerpen maar namen wel rijkswachter Arnold Bloemen mee die ondergedoken was op De Ploeg.
(*)We hebben het gemakkelijkheidshalve over “de Duitsers”, terwijl bij de inval slechts één Duitser aanwezig was.
De agenten van de Sicherheitspolizei betrokken bij de invallen waren de Belgen Eugeen Dirckx, Emiel Thonon en Theo Verhulsdonck (in Duitsland geboren Belg) onder leiding van Sturmbandfuhrer Roald Ohmstedt.
-28 juni
Zoals pastoor Dehing had voorspeld viel de SiPo twee dagen later, op woensdag 28 juni om 6u ’s morgens, een tweede keer de hoeve binnen.
Ditmaal waren ze wel zeker van hun stuk!
De familie verrassen, zoals het plan was, lukte echter niet. Zoals de meeste landbouwers in die tijd gingen ook Jef en de familie slapen bij het vallen van de avond maar stonden zij op bij de eerste zonnestralen. Om 6u was moeder Roos al druk in de weer met het klaarmaken van het sobere ontbijt en het zetten van de koffie. Toen moeder Roos zag wat er stond te gebeuren reageerde ze vliegensvlug. Ze wekte Louis en zijn vrouw Maria en beval hen te vluchten. Zelf dacht ze er niet aan te vertrekken. Integendeel, Roos wou de confrontatie met de Duitsers aangaan. Schrik had ze niet! Maria koos ervoor om bij Roos te blijven en haar te steunen!
Louis kon zich via een opening in het plafond nog snel verstoppen op de hooizolder. Hij kroop zo ver hij kon weg in het hooi en hield zich muisstil. De Duitsers hadden hem echter zien wegvluchten!
Josefa en Mil konden wegglippen langs de staldeur die uitgaf op de bossen. Er werden boven hun hoofden geweerschoten en mitrailleursalvo’s afgevuurd maar zij lieten zich niet intimideren en vluchtten verder. Ze liepen tot bij hun oudere zus Louisa (tante Lewis) in Varendonk om er hun verhaal te doen en te bekomen van de emotie. Van daaruit trokken de twee verder naar hun broer Rist in Eindhout om ook hem op de hoogte te brengen van de gebeurtenissen op De Ploeg. Na een vermoeiende voettocht vonden ze uiteindelijk onderdak in het klooster van Geel bij hun oudste zuster Marie (Zuster Ludwina).
Ze zouden er verblijven tot na de bevrijding van Geel in september 1944
Terwijl Mil en Josefa vluchtten langs de staldeur, kon vader Jef de slagvensters openen en blootsvoets, zo snel hij nog kon op zijn 70ste, naar zijn kozijn Charel Celen aan de Vispoel lopen. Ook Jef werd getrakteerd op geweerschoten. ‘s Nachts sliep Jef in de bossen van Elsschot. ’s Anderendaags in de vroege morgen trok ook hij verder naar zijn dochter Louisa in Varendonk.
Voor Laurent waren echter alle vluchtwegen afgesloten! Hij kon geen kant meer op.
Moeder Roos mocht ondertussen de koeien gaan melken in de weide naast de hoeve. Ze stond constant onder bewaking van iemand van de Sipo, die haar met een pistool tegen de slaap probeerde te laten bekennen dat ze Amerikanen hadden geholpen. Ze bleef echter koppig zwijgen!
Laurent en de 18-jarige Jean-Baptist Mans, knecht op de hoeve, werden door de Sipo-agenten Eugeen Dirckx, (alias Eugeen Thijs) en Emiel Thonon meegenomen naar de schuur en daar afgeranseld met een lederen riem. Vooral de 22-jarige Eugeen Dirckx ging zeer brutaal te werk.
Om de jongens nog meer te intimideren werd de strobaal waarop Laurent was vastgebonden in brand gestoken. Gelukkig doofde het vuur snel omdat het stro vochtig was. Louis was een machteloze getuige.
Hij kon vanuit zijn schuilplaats alles horen wat er in de schuur onder hem gebeurde en stond doodsangsten uit. Laurent werd uiteindelijk losgemaakt en verplicht om, samen met de knecht, al het hooi van de schelft (=hooizolder) te halen.
De Sipo hoopte daar Louis te vinden. Toen bijna al het hooi was weggehaald, kon Laurent, die wel vermoedde dat zijn broer zich in het hooi had verscholen, de Duitsers er van overtuigen dat het geen nut had om verder te werken. Eén van de collaborateurs nam daarop de hooivork en stak systematisch in het overblijvende hooi in de hoop Louis daar alsnog nog te ontdekken. Louis werd daarbij licht geraakt aan de rug, maar gaf geen kik.
Jan-Baptist werd vervolgens door de Duitsers –met geld dat ze in huis vonden- uitbetaald. Ze gaven hem eerst nog een flink pak rammel alvorens hij naar huis werd gestuurd met het bevel hier nooit meer terug te komen!
De overgebleven bewoners van De Ploeg moesten van de mannen van de Sipo langs één kant van de tafel gaan zitten: moeder Roos, Maria en Laurent. De ondervragers, Roald Ohmstedt en Theo Verhulsdonck namen plaats aan de andere kant.
“Waar is Louis?”, vroeg Verhulsdonck steeds opnieuw. “Waar is de man die we hier de eerste keer hebben gezien? Frans of hoe was zijn naam?”
Er kwam geen antwoord. Het enige wat moeder Roos tenslotte zei, was: “Laten we een Onze Vader bidden voor deze zondaars.” Woedend smeten de Duitsers als tegenreactie een heiligenbeeld stuk dat op de schouw stond.
De sfeer werd alsmaar bitser!
“Waar woont die man, die we de eerste keer hebben gezien?” vroegen ze weerom, ditmaal luid brullend.
Zo ging het nog even door. Van pure frustratie smeten de Duitsers uiteindelijk zowat de complete huisraad stuk.
Ondanks de intimidatie losten de bewoners geen woord.
Met het pistool tegen de slaap gedrukt, dwongen twee Sipo’s Laurent om in hun auto te stappen en de weg te wijzen naar het huis van zijn broer Frans. Laurent wou de Duitsers om de tuin leiden en wees hen bewust enkele keren de verkeerde weg aan. Na een tijdje werden ze zijn spelletjes beu. Ze stopten, haalden Laurent uit de auto en met de mitrailleur losten ze een salvo boven zijn hoofd. ‘Terug instappen en geen spelletjes meer!’ Ze waren witheet van woede! Die jonge gast speelde gewoon met hun voeten!
Uiteindelijk werd Frans thuis in het centrum van Blauberg opgehaald en meegenomen naar De Ploeg. Roos, Frans, Maria en Laurent werden als gijzelaars naar de gevangenis van Antwerpen gevoerd. Emiel Thonon en Eugeen Dirckx bleven achter op De Ploeg en roofden alles van waarde uit het huis.
Tegen de avond arriveerden Rist en zijn vrouw Julia aan De Ploeg. Rist vroeg aan Julia -nog maar pas in verwachting van hun derde kindje(*)- om met hun dochtertje Marie buiten te wachten.
Rist wist van Josefa en Mil dat Louis waarschijnlijk onder het hooi verborgen zat.
Zich niet bewust van enig gevaar kroop hij op de schelft om zijn broer te bevrijden. Rist was nog maar net de schuur binnengegaan of de twee collaborateurs sprongen plots te voorschijn van achter de woning.
Eén van hen hield Julia bij de arm, terwijl de andere Rist achterna liep naar de hooizolder.
‘Louis blijven staan!’ sommeerde de collaborateur, die verkeerdelijk dacht dat de man die hij voor zich had de gezochte Louis was.
Na zijn krijgsgevangenschap in de eerste maanden van de oorlog, had Rist zich echter voorgenomen om zich geen tweede keer over te geven aan de Duitsers.(**) Hij sprong bliksemsnel naar beneden en kwam terecht in het hooi dat Laurent ’s morgens had weggehaald. Rist zette het op een lopen.
Op het moment dat hij wat verderop aan een haag kwam, werd er op hem geschoten.
Wordt vervolgd .....