april 1944: De dramatische gebeurtenissen op De ploeg
Vader Jef Aerts en moeder Roos Vansweevelt woonden met hun kinderen, in een eenvoudig boerderijtje in Herselt-Blauberg: De Ploeg
Jef en Roos kregen samen 10 kinderen waarvan er op het ogenblik van de verschrikkelijke gebeurtenissen nog 4 thuis woonden. Het gezin raakte bij toeval betrokken bij verzetsdaden tijdens de tweede wereldoorlog en betaalde daar een enorm zware prijs voor.
13 april 1944, werd het eerste kindje geboren in het gezin van Louis en Maria. De baby, een jongetje, werd, zoals in die tijd meer gebeurde, nog dezelfde dag gedoopt en kreeg de naam Joske naar de beide grootvaders.
Louis was al een jaartje getrouwd maar woonde met zijn vrouw nog in bij zijn ouders, Jef en Roos, om een handje toe te steken op de boerderij.
15 april 1944, was een gewone lentedag met, zoals steeds in het voorjaar, veel werk op de boerderij.
Josefa, de jongste dochter, liep na het sobere ontbijt naar de stal om de koeien te voederen.
Plots hoorde ze iemand meermaals zachtjes roepen. Toen ze rond keek, zag ze dertig meter verder, aan de rand van het bos, drie onverzorgde mannen staan die haar aandacht wilden trekken. Josefa vertrouwde het zaakje niet en liep vlug naar binnen om haar oudere broer Louis te roepen. Louis liep naar de drie mannen om te kijken wat er gaande was. Ze waren in elk geval niet van de streek anders zou hij ze wel onmiddellijk herkend hebben. De mannen spraken uitsluitend Engels maar hadden een -in het Nederlands geschreven- briefje bij waarop stond: ”Kunt u ons niet helpen? Wij zijn 3 Amerikanen. Wij hebben honger en komen te voet uit Holland”. Het bleken Amerikaanse vliegeniers te zijn die, nadat ze werden neergeschoten boven Noord-Holland, met de hulp van het Nederlandse verzet in de Zuiderkempen terechtgekomen waren.
Louis ging met de drie mannen naar binnen waar vader Jef onmiddellijk besliste dat het hun christelijke plicht was om deze mensen in nood te helpen!
Louis en zijn vrouw Maria gaven de Amerikanen meteen eten en verzorgden hun voeten. Vooral van één van hen waren de voeten kompleet stuk gelopen.
’s Nachts sliepen de drie op de hoeve, overdag verborgen zij zich in de omliggende bossen.
Vier nachten verbleven de Amerikanen op De Ploeg wat niet zonder gevaar was.
Van het najaar 1943 tot juni 1944 verbleef immers een eenheid van de Duitse 12de SS Panzerdivision in Herselt. Het ging meestal om fanatieke jonge mannen van amper 17/18 jaar die uit de Hitlerjugend kwamen en waarvan zowat iedereen schrik had. Het was dan ook niet denkbeeldig dat zij iets te weten zouden komen over de Amerikanen op De Ploeg.
Hoewel ze elkaar niet echt verstonden, werd er met de nodige gebaren in korte tijd, toch een vriendschapsband, opgebouwd met de Amerikanen. Vooral met Charles Zesch kwam de familie uitzonderlijk goed overeen.
Hij gaf aan de familie, vooraleer hij op de hoeve vertrok, een foto van hem zelf met daarop zijn adres en dat van zijn lotgenoten. Charles verbleef op niet minder dan 17 verschillende plaatsen vooraleer hij werd gearresteerd.
Het is quasi onmogelijk dat hij overal een foto achterliet zodat we mogen aannemen dat het echt wel klikte tussen Charles en de bewoners van de Ploeg.
Na het vertrek van de drie Amerikanen ging het leven op de boerderij weer zijn normale gang.
Een week na het vertrek van de Amerikanen werden Jef en zijn gezin nog opgeschrikt toen een Engelse Halifax bommenwerper in de nacht van 27 op 28 april vlakbij hun hoeve, aan de Vispoel neerstortte. Vier bemanningsleden vonden de dood. Het gezin en de inwoners van Blauberg ontsnapten ook hier weer aan erger.
Via een schoonbroer van Louis werd contact gelegd met mensen van een verzetsgroep. Na een verblijf van vier dagen werden de Amerikanen vervolgens door drie verzetsstrijders van de Witte Brigade eerst overgebracht naar Westerlo en vervolgens naar het tramstation van Heist op den Berg waar ze onder begeleiding van een dame van de weerstand de tram naar Mechelen namen. Daar kregen zij uiteindelijk onderdak.
Het leven op de boerderij ging rustig verder zijn gangetje tot Louis en Maria te maken kregen met de grootste tegenslag die jonge ouders kan overkomen: hun zoontje overleed op 23 mei, amper zes weken oud.
De familie dacht ondertussen dat de Amerikanen al lang terug in Engeland waren. Niets bleek echter minder waar te zijn! Op maandag 26 juni, twee maanden nadat de Amerikaanse vliegeniers op de boerderij waren vertrokken, viel de Duitse Sicherheitspolizei (Sipo) de boerderij binnen op zoek naar Louis. Omdat alle familieleden bleven ontkennen ook maar iets te weten van de vliegeniers, dacht de Sipo, in eerste instantie dat zij -ondanks dat zij door iemand van de weerstand tot daar waren begeleid- op het verkeerde adres waren terechtgekomen.
Wordt vervolgd ......
Toelichting 1: In de familie praatte men amper over de gebeurtenissen in de tweede wereldoorlog. Mijn schoonvader Evarist en zijn jongere broer Laurent (Priester), wilden uiteindelijk toch eenmaal hun verhaal vertellen. Op basis van hun verhaal en bijkomende info (en foto's) van enkele familieleden kon ik in de verschillende Belgische, Duitse en Nederlandse archieven op zoek gaan.
Toelichting 2: Tijdens de briefing die een bombardement vooraf ging, werd tegen de vliegtuigbemanningen gezegd tot welke categorie burgers zij zich konden wenden wanneer ze uit hun vliegtuig moesten springen of een noodlanding maken.
In Duitsland konden zij eventueel aankloppen bij de dominee, veel minder bij de pastoor; in Nederland mochten zij veel meer vertrouwen op de armen dan op de rijken; in Frankrijk waren de spoorwegmannen de meest betrouwbare helpers-in-nood.
Voor het geval het vliegtuig boven België zou worden neergeschoten was de richtlijn eenvoudig: Knock on any door. Klop aan elke deur!